Effecten van mengsels verklaard: van laboratorium tests naar effecten in het milieu

Baas, J. 2009. Effecten van mengsels verklaard: van laboratorium tests naar effecten in het milieu.
Proefschrift Vrije Universiteit, Amsterdam

Samenvatting

Deze Nederlandstalige samenvatting is in een uitgebreidere vorm uitgebracht in het september-nummer van 2010 van het tijdschrift H2O

Inhoudsopgave

  1. Inleiding
  2. Doelstelling
  3. Beschrijven van effecten van mengsels
    1. Mechanistisch modelleren van effecten van mengsels
    2. De No Effect Concentratie en het belang daarvan
  4. Voorspellende waarde van de aanpak
  5. Effecten van mengsels in de praktijk gerelateerd aan normen
    1. Normstellingen in oppervlaktewater
    2. Effecten van verontreiniging in het oppervlaktewater en de MTR
  6. Conclusies

1 Inleiding

Een goed begrip van de effecten van stoffen die in het milieu terecht komen is belangrijk. En hoewel er op dit gebied veel vooruitgang is geboekt de afgelopen jaren is er nog steeds voldoende te doen. Eén van de aspecten die lang tijd onderbelicht is gebleven zijn effecten van mengsels van stoffen. Onderzoek naar effecten van stoffen is vrijwel altijd gebaseerd op blootstelling aan een enkelvoudige stof. Ook onze milieunormen zijn gebaseerd op blootstelling aan enkelvoudige stoffen. In natuurlijke ecosystemen echter worden organismen niet blootgesteld aan enkelvoudige stoffen maar aan mengsels. De laatste jaren is er dan ook een toenemende belangstelling voor effecten van stoffen in mengsels en komen er steeds meer aanwijzingen dat er in mengsels effecten op kunnen treden in concentratieranges waarin enkelvoudige stoffen geen effecten laten zien.

Het is onmogelijk om van zelfs maar een fractie van alle voorkomende mengsels effecten experimenteel vast te stellen. Een voorbeeld kan dit heel fraai illustreren, een mengsel van maar 20 pesticiden, bevat 190 paren en meer dan een miljoen mogelijke combinaties van paren, tripletten, etc. Daarom wordt er binnen de afdeling Theoretische Biologie van de Vrije Universiteit gewerkt aan mechanistische modellen om effecten van mengsels te kunnen voorspellen. Dit onderzoek vindt plaats binnen het kader van het Europese project NoMiracle.

Dit proefschrift geeft een beschrijving van de resultaten van het onderzoek, zoals dat is uitgevoerd tussen 2005 en 2009 in de vorm van een aantal wetenschappelijke artikelen.

De nadruk van dit onderzoek heeft gelegen op effecten op overleving, maar we hebben laten zien, dat de door ons ontwikkelde methode kan worden uitgebreid naar effecten op groei en reproductie.

2 Doelstelling

Kernvraag was meer te weten te komen over effecten van mengsels. Zo worden er bijvoorbeeld in het Westland door het Hoogheemraadschap van Delfland meer dan 80 verschillende stoffen in het oppervlaktewater gemeten, waaronder 36 verschillende bestrijdingsmiddelen. Het kan gebeuren dat alle stoffen netjes onder hun norm zitten, maar dat uitgezette watervlooien toch dood gaan in het oppervlaktewater. Nu voelt men wel aan dat als je een organisme aan niet één, maar aan 36 stoffen bloot stelt, weliswaar allemaal onder de norm, dat dit toch best gevolgen zou kunnen hebben voor het betreffende organisme. Dit onderzoek was gericht op hoe de verschillende stoffen nou precies met elkaar samenwerken om zo'n waargenomen effect nu juist van tevoren te kunnen voorspellen, ook voor effecten van mengsels waar stoffen in aanwezig zijn waar maar beperkt experimentele gegevens beschikbaar zijn. Daarvoor is een mechanistische beschrijving van effecten noodzakelijk.

3 Beschrijven van effecten van mengsels

3.1 Mechanistisch modelleren van effecten van mengsels

Als men een mechanistische beschrijving van effecten van (mengsels van) stoffen op organismen wil is het essentieel om te accepteren dat toxische effecten afhankelijk zijn van de tijd. De meest gebruikte methoden om toxische effecten van mengsels te meten en te interpreteren doen dit op één vast punt in de tijd. Als men is ge&iiml;nteresseerd in effecten op een ander tijdstip moet het onderzoek voor ieder punt in de tijd opnieuw worden uitgevoerd. En omdat de bestaande methoden geen verschillende toxicologische eindpunten (zoals reproductie, groei en overleving) kunnen integreren moet dit ook nog eens voor ieder eindpunt afzonderlijk worden gedaan. Dat leidt tot de rare situatie dat verschillende effecten voor één enkel organisme op geheel onafhankelijke wijze wordt geïnterpreteerd en ook tot heel verschillende conclusies kan leiden.

Daar komt nog bij dat het vaststellen van effecten van mengsels experimenteel erg tijdrovend is, waardoor veel van het huidige onderzoek gericht is op het vaststellen van statistisch significante synergistische interacties in binaire mengsels. Omdat extrapolatiemogelijkheden erg beperkt zijn met de huidige methoden moet dit voor ieder (binair) mengsel opnieuw worden uitgevoerd. Synergistische effecten kunnen weliswaar belangrijk zijn omdat hierdoor effecten van stoffen worden versterkt in elkaars bijzijn, iets waarin bij de milieuwetgeving geen rekening wordt gehouden. Maar sterke synergistische effecten zijn erg zeldzaam, feitelijk wordt er in de literatuur maar één binair mengsel genoemd waarbij echt sterke synergistische effecten optreden. Verder blijken interacties sterk af te hangen van het moment van blootstelling en blijkt dat interacties nauwelijks reproduceerbaar zijn vast te stellen. Maar het grootste bezwaar tegen de huidige aanpak is dat de vraag waarom zo'n effect optreedt blijft onbeantwoord blijft. Daarmee kan er op basis van de huidige aanpak geen uitspaak worden gedaan over effecten

De methode die wij toepassen is gebaseerd op de "Dynamic Energy Budget (DEB) theorie". In deze theorie worden effecten van toxicanten geïnterpreteerd als effecten op de energiehuishouding van organismen en deze aanpak staat dit soort extrapolaties wel toe, zoals we in ons onderzoek hebben laten zien.

De mechanistische aanpak die we hebben gekozen impliceert dat we het effect van het mengsel opbouwen uit de effecten van de individuele stoffen. Daarbij wordt aangenomen dat stoffen uit dezelfde chemische groep (bijvoorbeeld de organofosfor pesticiden) met elkaar samenwerken. En dat stoffen uit afzonderlijke groepen (bijvoorbeeld de pesticiden en de PAKs) afzonderlijk van elkaar werken. Dit idee is niet nieuw en wordt ook in traditionele toepassingen gebruikt. Maar wat nieuw is, is dat we erin zijn geslaagd om dit in te passen in een mechanistisch model met extrapolatiemogelijkheden.

3.2 De No effect concentratie en het belang daarvan

De basisaanname is dat er voor ieder afzonderlijke stof waaraan een organisme wordt blootgesteld een drempelconcentratie is, waaronder de stof geen effect heeft. De zogenaamde "No Effect Concentratie" afgekort de NEC. Stoffen die hetzelfde werkingsmechanisme hebben dragen allemaal bij aan het opvullen van de drempelwaarde, hetgeen verklaart waarom stoffen in mengsels effecten hebben in concentraties waarin individuele stoffen dat niet hebben. Zo kunnen we voor iedere stof of stofgroep een drempelconcentratie (NEC) berekenen. Als een NEC wordt overschreden kunnen we met onze aanpak uitrekenen wat het effect is op overleving van een organisme dat wordt blootgesteld aan een mengsel. Daarmee is dan ook direct het verband met de stof of stofgroep die het effect bepaald gelegd. Als geen van de NECs wordt overschreden is er geen effect op overleving. Deze methode bleek een grote voorspellende kracht te hebben voor metingen die zijn uitgevoerd in het laboratorium. Het hele tijdsverloop van toxische effecten kon nauwkeurig worden beschreven en ook voorspeld. Een groot deel van het onderzoek was dan ook gericht op het kunnen beschrijven van het gedrag van de NEC.

Dit gedrag van de NEC speelde vervolgens een belangrijke rol bij het voorspellen van effecten van complexe mengsels, zoals die in de praktijk worden gemeten. We hebben de ontwikkelde methode toegepast op de eerder genoemde metingen van het Hoogheemraadschap van Delfland. Delfland doet niet alleen concentratiemetingen van de verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater in hun beheersgebied, maar voert daarnaast ook metingen uit van de overleving van in dat oppervlaktewater blootgestelde watervlooien. De meting van de overleving van watervlooien was gestart in 1990 om meer zekerheid te hebben over de kwaliteit van het oppervlaktewater dan alleen toetsen aan normen. Als de chemische verontreiniging in het oppervlaktewater onder de norm zit kan het nog steeds zo zijn dat de ecologische waterkwaliteit niet in orde is. Het bekijken van de sterfte onder uitgezette watervlooien geeft hier een goed beeld van.

4 Voorspellende waarde van de aanpak

Het door ons ontwikkelde model is bij uitstek geschikt om deze metingen te bekijken en te onderzoeken hoe de voorspellende waarde van onze aanpak werkelijk is. In totaal zijn 37 datasets geanalyseerd, allen gemeten in het jaar 2000. Er waren 20 datasets met volledige overleving en 17 met volledige sterfte onder de uitgezette watervlooien. Van de 20 datasets zonder sterfte wordt dit in 19 gevallen ook juist voorspeld. Van de 17 datasets waarbij sterfte wordt gemeten is dit in 15 gevallen ook voorspeld. Het belangrijkste hiervan is dat als het oppervlaktewater "schoon" is we dat ook voorspellen. In de gevallen waarin we een onjuiste voorspelling doen over het wel optreden van sterfte wordt in één geval de drempelconcentratie van zink net overschreden en in het tweede geval wordt de NEC (en de 48 hr LC50) voor het bestrijdingsmiddel pirimifos-methyl overschreden Toch treedt er geen sterfte op, waarschijnlijk is de gemeten concentratie niet helemaal representatief geweest voor de hele blootstellingperiode. Omdat er een direct verband is gelegd tussen de stoffen in het mengsel en de sterfte kan worden aangegeven welke stof of combinatie van stoffen de sterfte veroorzaakt. In op 1 na alle gevallen wordt de waargenomen sterfte veroorzaakt door een hoge concentratie van een enkele stof. Van de bestrijdingsmiddelen zijn vooral pirimifos-methyl, diazinon en parathion belangrijke probleemstoffen. Verder zijn een te hoge pH of een te laag zuurstofgehalte problematisch. Eén maal werd een te hoog chloride gehalte vastgesteld. In 1 geval werd er geen NEC voor een individuele stof overschreden, maar wel voor het mengsel van de pesticiden. Dit is een mooi voorbeeld van een effect van een mengsel, alle individuele stoffen afzonderlijk leiden niet tot een effect, maar tezamen doen ze dat wel.

5 Effecten van mengsels in de praktijk gerelateerd aan normen

We worden vaak geconfronteerd met vragen over de relatie tussen de oppervlaktewaterkwaliteit en normen. De belangrijkste vragen zijn: "Hoe erg het is als een norm wordt overschreden" of eigenlijk belangrijker "is het water 'schoon' als een norm niet wordt overschreden". Deze vragen zijn niet eenvoudig te beantwoorden, maar een vergelijking van de NECs met de gegeven MTR waarden voor de verschillende stoffen geeft wel enig inzicht.

5.1 Normstellingen in oppervlaktewater

Allereerst valt er op de wijze waarop normen tot stand komen wel het nodige af te dingen. Een Maximum Toelaatbare Risico concentratie (MTR) is gebaseerd op de het meten van een toxisch effect van een enkelvoudige stof op een aantal verschillende soorten. Vervolgens wordt een extrapolatie gemaakt naar alle soorten, waarbij wordt geaccepteerd dat 5% van alle aanwezige soorten "schade" zal ondervinden. Dit wordt gezien als een veilige concentratie in het milieu. Het uitgangspunt daarbij is echter een concentratie die al een effect heeft en op een gestandaardiseerde wijze wordt gemeten, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen soorten. Terwijl er wel een extrapolatie wordt gemaakt naar andere soorten, waarbij het de bedoeling is dat de meeste soorten geen effect ondervinden. Verder is het onverdedigbaar dat je accepteert dat per stof in het milieu 5% van de soorten gevaar loopt en dat dit dan als een veilige concentratie wordt beschouwd. Tenslotte wordt er aangenomen dat de gevoeligheid van soorten in het milieu gelijk is aan die van de dieren in het laboratorium. Dat is waarschijnlijk niet het geval, maar er wordt hier ook geen rekening mee gehouden dat een vis die watervlooien eet en zelf ongevoelig is voor een bepaalde verontreiniging toch uitsterft als de watervlooien wel gevoelig blijken te zijn voor die verontreiniging.

5.2 Effecten van verontreiniging in het oppervlaktewater en de MTR

Los van de beschouwingen over de totstandkoming van de MTR kunnen we wel bekijken of de MTR voldoende bescherming biedt voor watervlooien om te overleven. Het is opvallend dat de MTR voor de meeste stoffen voldoende bescherming biedt. Maar voor een aantal stoffen is dat duidelijk niet het geval. De twee meest in het oog springende zaken zijn de MTR waarden voor de metalen cadmium en zink en voor de pesticiden pirimiphos-mehtyl en diazinon. Voor deze individuele stoffen geldt dat een relatief kleine overschrijding van de MTR binnen 30 uur blootstelling leidt tot uitsterven van de uitgezette populaties van watervlooien. Verder hebben we kunnen berekenen dat als er naast zink en cadmium nog andere metalen in het oppervlaktewater aanwezig zijn, zoals het geval is in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, er al op het concentratieniveau van de MTR uitsterven van watervlo populaties op kan treden. Hetzelfde geldt voor de bestrijdingsmiddelen. Voor diazinon geldt net als voor veel andere nieuwere bestrijdingsmiddelen een uniforme ad hoc norm van 2 ng/l. Vooral voor de potentere insecticiden biedt deze ad hoc norm nauwelijks bescherming voor de watervlooien. Men zou kunnen argumenteren dat het uitsterven van de watervlooien nu eenmaal geaccepteerd is omdat deze organismen toevallig bij de 5% gevoeligste soorten behoren. Dit blijkt echter niet het geval te zijn, hoewel de huidige wijze van experimenteel vaststellen van effecten dit beeld wel oproept. De watervlo is een gemiddeld gevoelige soort en heeft een belangrijke functie in een gezond ecosysteem. Dus als een watervlo populatie binnen 30 uur na blootstelling uit kan sterven ten gevolge van de aanwezige chemische verontreiniging en er worden dan geen MTR waarden overschreden is er iets behoorlijk mis met ons systeem van normstellingen. Dat beeld wordt nog versterkt doordat er in de metingen van Delfland geen verband bestaat tussen het wel of niet overschrijden van de MTR waarden en het optreden van sterfte onder watervlooien.

6 Conclusies

We hebben een proces gebaseerde aanpak ontwikkeld waarmee effecten van complexe mengsels zoals die in bijvoorbeeld het Nederlandse oppervlaktewater voorkomen kunnen voorspellen.

Het gedrag van de No Effect Concentratie speelt daarin een belangrijke rol en is de rode draad in dit proefschrift. De No Effect concentratie blijkt een krachtig concept bij het voorspellen van effecten na blootstelling aan complexe mengsels. We hebben succesvol een fundamentele link kunnen leggen tussen een gemeten complex mengsel van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater en de overleving van blootgestelde organismen. Daarmee kunnen we niet alleen het optreden van effecten op overleving voorspellen, we kunnen ook exact aangeven door welke stof of stofgroep het effect wordt veroorzaakt. Uit dit onderzoek bleek ook dat het voldoen aan de oppervlaktewaternormen niet automatisch betekent dat aan de randvoorwaarden voor een goede ecologische waterkwaliteit zal worden voldaan. Hier zal in de wijze waarop normen tot stand komen aandacht aan moeten worden besteedt.

Full text in pdf format

English version

This is the symposium that concludes my project

Jan's project page